Bhagavad Gita: het lied van de Heer

De Bhagavad Gita is een duizenden jaren oud geschrift, dat deel uitmaakt van het beroemde Indiase epos de Mahabharata. Middenin dit epos, dat uit ruim 100.000 verzen bestaat, ligt de Bhagavad Gita als een schitterend juweel van 700 verzen. De Bhagavad Gita is een van de bekendste teksten in de onderwijstraditie van Advaita Vedanta.

In de Mahabharata wordt de heldhaftige strijder Arjuna door een uitzonderlijke oorlogssituatie teruggeworpen op zichzelf. Hierdoor wordt hij zich gewaar van het fundamentele menselijke probleem: het gevoel van gebrek. Overstelpt door verdriet en een gevoel van machteloosheid vraagt Arjuna aan Heer Krishna: ‘Onderwijs mij alstublieft.’ (2.7) Zo ontstaat de Bhagavad Gita: het lied van de Heer.

Twee soorten kennis in de Gita

De Bhagavad Gita gaat over de fundamentele zoektocht van de mens naar vrijheid van elk gevoel van beperking, moksha. Alle activiteiten in het leven, zoals een deugdzaam leven leiden en het streven naar zekerheid en plezier, doe ik om me tevreden en gelukkig te voelen. De Gita legt uit dat deze activiteiten slechts kortstondige geluksmomenten opleveren, en dat ik in werkelijkheid al vol, compleet en vrij van beperkingen ben. Deze kennis heet brahma-vidyā.

Om deze kennis volledig te kunnen begrijpen is een zekere voorbereiding nodig. Je geest moet volwassen zijn; objectief en relatief vrij van conflicten. De Gita beschrijft de waarden en methoden die je helpen om zo’n geest te ontwikkelen. Deze kennis wordt yoga-shāstra genoemd.

Het onderwerp van de Bhagavad Gita is dus tweeledig: brahma-vidyā en yoga-shāstra. De twee bijbehorende levensstijlen zijn sannyāsa, een leven van verzaking, en karmayoga, een leven van handeling. Het einddoel voor zowel de sannyāsī als de karmayogī is brahma-vidyā.

Het verhaal van Arjuna

Vyasa, de auteur van de Mahabharata, presenteert de kennis van Vedanta in de vorm van een dialoog tussen Arjuna, de leerling die de waarheid wil kennen, en Krishna, de leraar. Het eerste hoofdstuk van de Gita beschrijft de context waarin deze dialoog plaatsvindt.

Arjuna, een prins en machtige krijger, staat midden op het slagveld van een oorlog die op het punt staat van uitbreken. Plotseling is hij hevig in conflict met zichzelf. Aan de ene kant heeft hij als krijger de plicht om te vechten en dharma in zijn rijk te handhaven, aan de andere kant heeft hij een grote liefde voor al zijn familieleden, die door familiaire twist aan beide zijden van deze oorlog verzeild zijn geraakt. Hij weet niet meer wat juist is om te doen. Vechten betekent dat een groot deel van zijn familie zal omkomen, maar vluchten betekent dat zijn rijk, en daarmee ook dharma, ten onder zal gaan. Arjuna wordt moedeloos en vraagt zich af waar het nu eigenlijk om draait in het leven. Alles waar hij voor leefde, staat op het punt om vernietigd te worden. Hoe zal er ooit een einde komen aan het immense verdriet dat hij nu ervaart?

‘Ik wil geen overwinning, o Krishna, noch een koninkrijk
noch genoegens. Wat is het nut van een koninkrijk of genoegens of zelfs van het leven?’

– Bhagavad Gita (1.32)

Arjuna vraagt Krishna om hulp, en Krishna onderwijst hem in zelfkennis. Aan het einde van de Bhagavad Gita is Arjuna al zijn twijfels kwijt, is zijn geest weer helder, en weet hij wat juist is om te doen.

‘Geen reden voor verdriet’

Het onderwijs van Krishna aan Arjuna begint bij vers 11 van hoofdstuk 2:

‘Je hebt verdriet over dat wat geen verdriet verdient, hoewel je wijze woorden spreekt.
De wijzen treuren noch om de levenden, noch om de doden.’ (2.11)

Onomwonden zegt Krishna dat er geen reden is voor verdriet. Alle beperkingen die ik in het leven ervaar zijn niet werkelijk, en daarmee geen rechtvaardiging voor het hebben van verdriet. Wanneer verdriet toch ervaren wordt, dan komt dat omdat ik de beperkingen onterecht aan mezelf toeschrijf. Om deze vergissing te herstellen onthult Krishna de aard van het zelf:

‘Wapens kunnen het niet klieven; vuur kan het niet verbranden; water kan het niet bevochtigen; zelfs de wind kan het niet verdrogen.
Het kan niet worden gekliefd, verbrand, bevochtigd of verdroogd. Het is voorbij tijd, allesdoordringend, onbeweeglijk en onveranderlijk.’ (2.23-24)

Je bent niet het lichaam, de geest of de zintuigen. Je bent een bewust wezen dat zich bewust is van het lichaam-geestcomplex. De aard van dit bewuste wezen is bewustzijn, brahman. Bewustzijn is onbegrensd. Er is niets buiten bewustzijn. Het verandert niet en sterft niet. In het daaropvolgende vers concludeert Krishna:

‘Dit (bewustzijn) kan niet worden waargenomen en kan niet in de geest worden geobjectiveerd; het is niet onderhevig aan verandering. Derhalve, wetende dat jij dit bewustzijn bent, heb je geen reden voor verdriet.’
(2.25)

Arjuna, nog overstelpt door emoties, kan deze woorden niet begrijpen. Hij denkt nu dat het beter is om zijn leven als krijger de rug toe te keren en zich terug te trekken in het bos om op deze wijze woorden te contempleren. Met andere woorden, hij denkt aan een monnikenleven, sannyāsa. Hij ondervraagt Krishna hierover. Krishna zegt echter dat als iemands leven gedomineerd wordt door voorkeur en afkeer, sannyāsa niet haalbaar is. Voor iemand als Arjuna is het beter om een leven van karmayoga te leiden, wat een voorbereiding is voor zelfkennis.

Karmayoga: yoga in handeling

Krishna geeft Arjuna twee definities van karmayoga:

1. samatvam yoga ucyate (2.48)

‘Evenwichtigheid van geest wordt yoga genoemd’


2. yogah karmasu kaushalam (2.50)

‘Yoga is het juiste onderscheid in handeling’

De eerste definitie gaat over gelijkmoedigheid ten opzichte van de resultaten van je handelingen, of de resultaten nu naar wens zijn of niet. Dit kun je oefenen door te beseffen dat je wel keuze hebt met betrekking tot een handeling, maar niet met betrekking tot het resultaat. Resultaten worden gevormd door universele wetten die je niet in de hand hebt en nooit allemaal kunt kennen.

De tweede definitie geeft aan hoe je een juiste keuze maakt bij een handeling. Hierbij staat het volgen van dharma, de universele waarden, centraal. Wanneer je doet wat er gedaan moet worden, ook wanneer dat niet je voorkeur heeft, krijg je geen innerlijk conflict; je voelt je tevreden en succesvol. Door karmayoga groei je als mens en bereik je uiteindelijk vrijheid van voorkeur en afkeer; emotionele volwassenheid.

Het zelf is vrij van handeling

Krishna adviseert Arjuna dus om een leven van karmayoga te leiden en niet van het slagveld weg te lopen om zogenaamd een monnik te worden. Zijn geest is niet contemplatief en daarom zal zo’n levensstijl enkel frustratie opleveren. Arjuna is echter niet snel overtuigd en vraagt om meer uitleg. Krishna geeft aan dat het zelf bewustzijn is, dat vrij is van handeling. Het feit dat Arjuna afstand wil doen van handeling toont aan dat hij zichzelf ziet als een kartā, een doener, een deelnemer. Maar dat is niet de werkelijkheid van het zelf. Alle handelingen bevinden zich in ik, het bewuste wezen, dat zich bewust is van tijd en ruimte. Het zelf is vrij van tijd en ruimte. Alles beweegt enkel in het onbeweeglijke bewustzijn. Krishna zegt daarom:

‘Wie niet-handelen in handelen ziet en handelen in niet-handelen is een wijze onder de mensen.
Hij is bij zichzelf en heeft alles gedaan wat gedaan moet worden.’ (4.18)

Universele waarden

In hoofdstuk acht somt Krishna twintig waarden op, zoals amānitvam, afwezigheid van trots, en ahimsā, niet kwetsen. Een leven van karmayoga is de beste omstandigheid om deze waarden te ontwikkelen. Dit leidt tot een kalme, bestendige geest, een geest die in staat is de subtiele kennis van de upanishads te begrijpen.

In het laatste hoofdstuk vraagt Krishna aan Arjuna of hij de kennis begrepen heeft. Krishna geeft hem de vrije hand en zegt dat hij mag doen wat hij wil. Arjuna antwoordt dan:

‘Mijn waanbeeld is vernietigd; ik heb kennis verkregen door uw genade, o Krishna.
Ik ben standvastig, mijn twijfels zijn verdwenen. Ik zal doen wat u heeft gezegd.’ (18.73)

Met deze woorden van Arjuna komt de dialoog tussen leraar en leerling, en daarmee de Bhagavad Gita, tot een einde. Hoe het verhaal van Arjuna en de strijd om het koninkrijk verdergaat is te lezen in de Mahabharata.

Meer lezen?

Lees meer over Geschriften…