Karma – doelbewuste handeling

veld


‘Jij, het onbegrensde zelf, bent inderdaad gebonden aan het niet-zelf door onwetendheid. Onwetendheid is de oorzaak voor deze stroom van geboorte en dood.’

– Vivekacūdāmani, 49

De mens is een zelfbewust wezen met een mate van vrije wil. Ik heb de keus om een bepaalde handeling wel of niet uit te voeren, of op een andere manier uit te voeren. Ik ben niet als een speelgoedautootje afgesteld om op een bepaalde manier te reageren. Ik ben in staat om doelbewust te handelen. Zo’n doelbewuste of opzettelijke handeling noemen de Veda’s karma.

Wat je zaait…
Omdat we als mens keuzevrijheid hebben, zijn we verantwoordelijk voor onze handelingen. De Veda’s stellen dat elke karma die ik uitvoer niet alleen een zichtbaar gevolg heeft, maar ook een onzichtbaar gevolg. De onzichtbare gevolgen van mijn handelingen worden toegevoegd aan mijn karma-rekening waar later in dit leven of in volgende levens plezierige en onplezierige situaties uit ontstaan. Goede handelingen leveren uiteraard plezierige resultaten op, punya genaamd, en onjuiste handelingen leveren onplezierige resultaten, pāpa, op. Dit is de wet van karma: wat je zaait, zul je oogsten.

Wat bepaalt of een handeling juist of onjuist is? Als we dat niet van nature zouden aanvoelen, dan zou de wet van karma onrechtvaardig zijn. We zien dan ook dat er universele normen bestaan, zoals niet-kwetsen, die bij iedereen bekend zijn. Dit universele normenstelsel, dharma, geeft me richtlijnen om op een verantwoorde manier te handelen.

Onpartijdige wet
Volgens de Veda’s is mijn leven dus het product van mijn vroegere en huidige karma. Op mijn karma-rekening staat het totaal aan punya en pāpa dat ik in ontelbare levens heb verzameld. Met een gedeelte daarvan ben ik geboren; mijn prārabdha karma, een mix van punya en pāpa die ik in dit leven verbruik. Door nu juist te handelen kan ik punya vermeerderen en pāpa neutraliseren.

Het lijkt soms alsof het leven onrechtvaardig is. De ene keer lever ik veel inspanning, maar valt het resultaat flink tegen. Een andere keer krijg ik zomaar ‘uit het niets’ een som geld of een aanbieding voor een leuke baan. De Bhagavad Gita geeft aan: ‘Je hebt alleen keus in je handelingen, niet in de resultaten.’ De resultaten zijn namelijk niet alleen afhankelijk van je eigen inspanning en kennis, maar ook van je prārabdha karma en het karma van andere levende wezens.

De wet van karma is net zoals andere natuurwetten geheel onpartijdig. Ik oogst simpelweg wat ik zaai. Stel ik hou mijn vinger in het vuur, dan zal het vuur mijn vinger verbranden. Als ik dan aan het vuur vraag: ‘Heb jij mijn vinger verbrand?’, dan zal het antwoorden: ‘Ja.’
Dan kan ik vragen: ‘Waarom heb jij mijn vinger verbrand?’
Het vuur zal zeggen: ‘Het spijt me, maar ik verbrandde je vinger niet. Je raakte me aan en vervolgens gaf ik je waar je om vroeg.’
Zo ook geeft de wet van karma plezierige en onplezierige resultaten, afhankelijk van mijn gedrag in vorige levens en in dit leven zelf.

De logica van karma
We kunnen het bestaan van de wet van karma niet bewijzen, want punya en pāpa zijn onzichtbaar. Het bestaan ervan is echter wel aannemelijk. We zien dat niets in de wereld vergaat. Alle materie houdt zichzelf op een of andere manier in stand. Neem bijvoorbeeld het water dat er op deze planeet is; het is er altijd in een of andere vorm – als oceaan, wolk, damp, dauw, tranen of ondergronds. De hoeveelheid water is hetzelfde, ongeacht hoe het opgeslagen of gemanifesteerd is. Hetzelfde geldt voor energie. Het bestaat altijd in een of andere vorm. Je kunt geen grammetje materie of energie vernietigen.

Als materie en energie niet vernietigd kunnen worden, waarom zou het individu, het bewuste wezen, dan wel tot een einde kunnen komen? De stelling van de Veda’s dat de jīva, het individu, keer op keer geboren wordt in verschillende vormen is aannemelijk. De wet van karma is een logische wet, die de verschillen tussen alle levende wezens verklaart.

Volgens de Veda’s is de jīva gebonden aan de cyclus van geboorte en dood zolang er onwetendheid is. De kennis in het laatste deel van de Veda’s, de upanishads, is bestemd voor degene die bevrijding zoekt van deze gebondenheid. Hij of zij kan moksha bereiken door te begrijpen dat er geen werkelijk verschil is tussen jīva en Ishvara; beiden zijn brahman. De jīva die deze kennis bezit wordt niet opnieuw geboren omdat de oorzaak van wedergeboorte, onwetendheid, is weggenomen.

Terug naar Begrippen in Advaita Vedanta