Satyam – mithya

potten2


‘Modificaties van klei (zoals een pot) zijn afhankelijk van het spraakorgaan. Het zijn slechts woorden. Alleen klei is werkelijk.’

– Chandogya-upanishad 6.1.4

Om de waarheid van het zelf te onthullen, maakt Vedanta o.a. gebruik van een analyse die satyam-mithyā wordt genoemd. Wat bestaat, wat werkelijk is, noemen we satyam. Wat niet bestaat noemen we tuccham. Satyam, tuccham en mithyā zijn ontologische termen, die verwijzen naar de werkelijkheid van een object.

Neem een houten tafel. Bestaat de tafel, is hij satyam? Of bestaat hij niet? Je kunt niet zeggen dat de tafel niet bestaat, want je neemt hem waar. Hij is dus niet tuccham, zoals een vierkante cirkel. Maar kun je beweren dat de tafel satyam, werkelijk, is?

Bestaat de tafel? Het gewicht van de tafel is het gewicht van het hout. De tafel zelf heeft geen enkel gewicht. Als ik de tafel aanraak, raak ik hout aan. Als ik het hout wegneem, blijft er van de tafel niets over. De werkelijkheid van de tafel is dus enkel hout. Toch kunnen we de tafel niet zomaar verwerpen als niet-bestaand. De tafel heeft een bepaald nut. Een bundeltje hout maakt nog geen tafel. Tafel is dus niet satyam, werkelijk, maar ook niet tuccham, niet-bestaand. Het zit er ergens tussenin. Hiervoor heeft Vedanta een derde woord: mithyā.

Mithyā: een afhankelijke werkelijkheid
Wat voor soort werkelijkheid is mithyā? Er bestaat geen Nederlands woord voor. We kunnen het beschrijven als ‘een afhankelijke werkelijkheid’. Mithyā-objecten ontlenen hun bestaan aan iets anders. In tegenstelling tot satyam, wat een onafhankelijke werkelijkheid is, iets dat bestaat op zichzelf.

Dus een tafel is mithyā, want het is voor zijn bestaan afhankelijk van hout. Een bloem is ook mithyā. Een bloem bestaat uit allerlei onderdelen, zoals een steel, bloemblaadjes en stampers, die ieder op zich geen bloem vormen. Je vindt de bloem niet bij een van de onderdelen van de bloem. ‘Bloem’ is afhankelijk van al deze onderdelen en is in feite alleen een naam voor een bepaalde samengestelde vorm.

Alles wat zijn bestaan ontleent aan iets anders is dus mithyā, niet satyam. Als we de wereld analyseren vinden we niets dat op zichzelf bestaat. Alle objecten in de wereld ontlenen hun bestaan aan iets anders, ook ons lichaam-geestcomplex. De hele wereld is mithyā.

Mithyā betekent niet ‘illusoir’. De wereld is geen illusie of verbeelding, zoals wanneer je een boomstam in het halfduister voor een persoon aanziet. De wereld heeft een empirische werkelijkheid; zij is feitelijk waar te nemen en heeft een praktische waarde.

Waar mithyā is, daar is satyam
Als we op een willekeurig object verder inzoomen, merken we dat er een relatieve satyam tevoorschijn komt. Neem een T-shirt. Het is mithyā, want een T-shirt ontleent zijn bestaan aan stof. Het bestaat enkel uit stof. De stof is satyam voor het T-shirt. Maar stof bestaat ook niet op zichzelf; het bestaat enkel uit garen. Garen is satyam. Maar voor de garen zijn vezels satyam. En voor de vezels zijn moleculen satyam, enzovoorts.

Wat is nu werkelijk satyam? Vedanta onthult dat brahman satyam is. Satyam-Brahman is de oorzaak van de gehele mithyā-wereld. Het is de onveranderlijke basis en werkelijkheid van de gehele wereld. Brahman is geen object. Maar alle objecten zijn wel Brahman. De objecten, het waarnemen ervan en de waarnemer ontlenen allemaal hun bestaan aan hetzelfde onbegrensde bewustzijn, brahman. Deze brahman is gelijk aan ātmā, het zelf. Dit is het onderwijs van Vedanta.

De waarheid van mithyā is ‘waar mithyā is, daar is satyam’. Zonder satyam is er geen mithyā; zonder stof is er geen T-shirt. Daarom is satyam-brahman altijd aanwezig, overal waar je mithyā ziet.

Terug naar Begrippen in Advaita Vedanta